Franse woordenschat

A

Accoster
De speler plaatst zijn boules zeer dicht bij het but.
Ajouter
Een punt maken dat bij de eindscore geteld wordt.
Aller a Rome sans voir le pape
(naar Rome gaan zonder de paus te zien). Tot op twaalf punten komen en niet winnen.
Aller au bout
De finale van een toernooi behalen.
Arbitre
Scheidsrechter.
Arrondir
Door een polsbeweging tijdens het schieten een draaiende beweging aan de boule geven (tegeneffect), waardoor er een grotere kans bestaat op een carreau (ook: faire un carreau, een carreau maken of schieten).
Assommer
Een boule hoog in de lucht gooien opdat die op de grond neer ploft en nauwelijks verder rolt.
Attaquer
Schieten wanneer je in het voordeel bent met de bedoeling dat net zo lang te doen totdat de tegenstanders geen boules meer hebben.
Avoir l’avantage
Meer boules hebben dan de tegenstander, of bij een gelijk aantal een punt op het terrein hebben liggen.
Avoir le point
Een van de boules ligt dichter bij het but dan de beste boule van de tegenstander.

B

Balancier
Het maken van de armbeweging tijdens het werpen van de boule.
Bâtard
Een punt dat niet goed, maar ook niet slecht is. De tegenstander twijfelt of hij zal plaatsen of schieten terwijl de boule niet vlak bij het but ligt.
Balayer
Een door het spelreglement verboden handeling die tot doel heeft een deel van het terrein zo glad mogelijk te maken door alle obstakels weg te halen.
Belle
De laatste beslissende partij bij een ‘best of three’.
Bétonner
Voortdurend blijven verdedigen, geen enkel risico nemen.
Biberon
Situatie waarbij een geplaatste boule tegen het but komt te liggen
Blesser
Een geraakte bal niet voldoende verplaatsen.
Bonne Maman
Een manier van rollen op een glad oppervlak waarbij de speler voorover buigt en de boule loslaat vlakbij zijn/haar voeten.
Boule
Metalen bal waar je mee gooit
Boule Devant
Boule die voor het but wordt geplaatst. Zo’n bal heeft extra waarde omdat hij ook als obstakel dient.
Boules Collées
Boules die helemaal tegen elkaar liggen.
Boules Quadrillées
Boules met veel stries (veel schutters hebben hiervoor de voorkeur).
Boules Lissés
Boules zonder stries (veel plaatsers hebben hiervoor de voorkeur).
Boulodrôme
Een jeu de boules speelterrein of overdekte accommodatie
But of Bouchon of Cochonnet
Het kleine houten balletje dat bij petanque als doel dienst doet.

C

Cadrage(s)
Partijen of ronde in een toernooi om het aantal equipes terug te brengen tot een macht van twee.
Cadre
Een speelvak dat is afgezet door verlieslijnen, waarbuiten de boules en buts ongeldig worden.
Carreau
Het wegschieten van een boule waarbij de eigen boule op de plaats van de andere blijft liggen
Casquette
Een boule aan de bovenkant (kop) raken met als gevolg dat die nauwelijlks van zijn plaats komt.
Cercle de lancer
Plaats waaruit men werpt, met een doorsnede van minimaal 35 en maximaal 50 cm
Contre
Als na een gelukt schot de schietboule of de geraakte boule met kracht tegen een andere aan vliegt.

D

Demarquer
Een eigen boule die op punt ligt zodanig raken dat die daarna niet meer op punt ligt.
Demi-portée
Halfhoge plaatsbal welke halverwege de cirkel en but wordt geplaatst en vervolgens verder rolt.
Devant de boule
Een boule voor een andere plaatsen zodat die er tegenaan geplakt lijkt te liggen.
Donnée
Plaats waar de boule neerkomt op het speelterrein
Doublette
Team bestaande uit 2 spelers (men speelt dan met 3 boules per persoon)

E

Eclater
Bij een gelukt schot met kracht in één klap meerdere boules verwijderen.
Effet
Met effect spelen
Elimination directe
Wedstrijdsysteem waarbij iedere verloren partij onmiddellijke uitschakeling betreft.
Embouchonner
Een boule pal tegen het but aan plaatsen.
Envoyer
Een boule door de lucht werpen, al  dan niet hoog. In tegenstelling tot het rollen over de grond.

F

Fair passer
Als bij een gelukt schot de geraakte boule verder van het but komt te liggen dan de schietboule
Fanny
Een uitdrukking die gebruikt wordt wanneer je een partij met 0-13 verliest. Bij sommige verenigingen wordt een plaquette gepakt met daarop Fanny's billen die je moet kussen als blijk van nederlaag
Fer
Direct op de boule raken waarop gemikt is zonder eerst de grond te raken.
Fil
Rakelings langs gaan (langs een lijn, boule of but).
Fuser
Een boule krijgt plotseling snelheid bij het raken van de grond meestal als gevolg van een hard voorwerp.

G

Gratonner
Een boule wordt op de grond afgeremd door allerlei oneffenheden.

I

Interdit
Het terrein dat zich buiten het toegestane speelvak bevindt en waar buts en boules ongeldig worden.

J

Jouer sous main
Onderhands spelen (handpalm naar de grond gekeerd)
Jouer sur main
Bovenhands spelen (rug van de hand naar de grond gekeerd.

L

Lunette
Twee boules die zij aan zij liggen. Met één schot kunnen ze allebei verwijderd worden.

M

Marque
De score, de stand, tekens op de grond om de ligging van de boules of het but te markeren.
Mêlée

Wedstrijdvorm waarbij de partner(s) door loting worden bepaald.

Mène
Werpronde, begint met het uitwerpen van de but en eindigt als alle boules gespeeld zijn

Milieu
De middelste speler in een triplette, oftewel iemand die zowel kan plaatsen als schieten
Monter

Een boule de lucht in laten gaan om een portee te werpen.
Mordre

Met minstens één voet over de rand van de werpcirkel staan.

N

Nul
Er wordt geen punt gescoord als twee boules van de verschillende equipes op gelijke afstand van het but liggen.
Noyee
Een ongeldig geworden boule na het verlaten van het toegestane terrein.

O

Oreille
Een boule aan de zijkant raken

P

Partie
De tijd die nodig is voor één van de equipes om 13 punten te maken.
Perdue
Ieder voorwerp dat het toegestane terrein verlaat is verloren.
Pièce
Munt die bepaalt wie als eerste mag beginnen (tossen).
Pointeur
Een bouler met als specialiteit: plaatsen.
Portee
Een boule zo hoog mogelijk gooien waarbij de boule niet ver doorrolt na het neerkomen op de grond.

Q

Querulant
Een persoon of boule die erg vervelend in de weg ligt.

S

Stries of striage
De lijnen of groeven die in de boule zijn gegraveerd

R

Racler (of Ramasser)
Een boule raken door eerst tamelijk ver daarvoor op de grond te komen.
Rafler
Manier van schieten waarbij de boule ver voor het te raken object op de grond neerkomt
Ravange (la)
De tweede partij.
Rentrer
Met plaatsen een boule opstoten die daarbij dichterbij het but komt te liggen.
Ronde
De cirkel die men op het terrein trekt en waarin met moet staan om het but en de boules te werpen.

S

Sautée
Een boule schieten die vlak achter een andere verstopt ligt zonder de voorste bal te raken.
Sèche
Een boule wegschieten zonder een andere die daar vlakbij ligt te raken (hetgeen bijna niet te voorkomen is).
Serrer

Tegeneffect geven aan een boule.
Stries
De lijnen die in een boule zijn gegraveerd.

T

Tenir
Het punt hebben
Tête a tête
Team bestaande uit 1 speler (men speelt dan met 3 boules per persoon)
Tireur
Een bouler met als specialiteit: schieten

Triplette
Team bestaande uit 3 spelers (men speelt dan met 2 boules per persoon)
Trou
Missen bij het schieten.
Truquée

Een boule waarmee gefraudeerd is.

V

Ventre
Het plekje waar een te meten boule het dikst is.
Visser la boule
een zeer laag bij de grond geplaatste boule met veel tegeneffect, waardoor deze zich nat de but toe vreet.